Nieuwjaarsbrief gewrongen uit de kuisvod van een morsig privégebeuren waarin wat eens slechts wreed was, verkleurt tot bovenal een wreed soort grap.


I

In het jaar dat ons vandaag aanbelangt 

leerde ik allereerst de koude sis van de hogedrukspuit kennen

telkens wankel is ze, de heropstart van het jaar, als de heropstart der werkplaats

want het valt in mijn taal en vleit zich 

als een cv, ontsteekt in de haarvaten 

van bevelhebbenden, die stomen, die briesen

in dit jaar van poly-crisis, jaar van bloed en sperma, jaar van nieuwe liefde en oude woede

was mijn nachtleven mijn nachtdienst, was mijn huid wit als een arbeidsovereenkomst

in het koele oog van de QR-codescanner, succesvol ingecheckt, succesvol uitgecheckt

telkens wanneer ik naar buiten trad, 

de gedeïndustrialiseerde jeans afgestoft, de keel koud van waterkoelerwater

was de zon een stervormige barst boven een middag zonder duel

de weg naar de weg eronder ligt vol rommel die glanst

opnieuw: waar is de hemel in de omgekeerde wereld?

lieve ooms en tantes, ik hoop dit jaar te hebben geweten welk dagdagelijks ritme jullie lichamen kapot heeft gemaakt.

zij antwoorden: wennen doet het nooit, de smaak van een oude catastrofe bij elk oud en nieuw

in dit dode seizoen waarin de wolven van de wind moeten leven

bewaar ik de geheimen van de Adecco-app met jobtimistisch genoegen

maar nog steeds kent geen olievat mijn naam

Al langer stapelen we de jaartallen brutaal op elkaar, als religieuze roofkunst, oorlogsbuit van de traagste verliezers

wat ik dit jaar heb genoteerd zijn slechts de nietigheden van een leven waarin enkel 

vrienden kunnen geloven 


II

jaar waarin ik een jonge rechts-extremist voor dood achterliet langs de E40

jaar waarin Pasolini spookt

jaar van bloed en zaad

jaar waarin de kunst het verloor van het decreet


jaar waarin ik mijn hersenen niet cultiveerde maar luisterde naar het stromen van mannen naar oorlog.

jaar van naziliteratuur in de lage landen


jaar waarin het justitiepaleis eindelijk het luchtruim zal kiezen


jaar waarin ik wakker ben de dag dat ze m’n vader begraven


jaar waarin Poetin Kirill Medvedev naar Brussel joeg

jaar waarin wat voor anderen een misdaad of een carrière is, voor ons klinkt als het lied van de grens 

jaar waarin ook Jani Kazaltzis oog in oog stond met de dood, jawel

jaar waarin ik niet tot de wereld toebehoor maar tot de wet en het bevel, tot de knevel en het harnas


jaar van helder en onhelder geweld


jaar waarin ze me kust in Brussel, kust in Rotterdam met een Nederlands accent, kust in Maastricht met een Limburgs accent, kust in Oostende met een West-Vlaams accent


jaar waarin de wereld opnieuw bevestigt dat zij de poëzie niet nodig heeft

jaar waarin de VTMs aangroeiden als de kankers in m'n oom z'n lichaam


jaar waarin ik naar 2EZIT kijk en niks weet, naar Billie VS Benjamin kijk en niks weet, niks meer weet over dit land

jaar waarin Godard stierf, en dus het linkse geweten van de film


jaar waarin ik las: “de algemeene volkswapening van 1830 was een schoone tijd”

jaar van de roze leren jas met roze bontkraag van de Berschka

jaar van oorlog, jaar van arbeid

jaar waarin ik me afvroeg nog genoeg te houden van een goed Vlaams volksverhaal

jaar waarin de Europese littekentijd mij omarmde

jaar waarin ik in de parkeergarage onder het Operaplein de kofferbakken open wrong, op wanhopige speurtocht naar het stinkende lijk van subsidie

jaar van vrienden op de vlucht voor vrienden

jaar waarin ik niet langer droom van de mistige akkers, van de ganzen die me hels gakkend achtervolgden

jaar van steeds nieuwe iteraties fascisme

jaar waarin ik instortte op de ruïnes van het reeds ingestorte archief







III


dit jaar bloeden de herinneringen aan overontwikkeling leeg


in het hypnotiserende licht van de blauwe controlelazer

in de herhalende beweging van mijn vlug roterende, ter dienst gestelde polsgewrichten


in het harde met geboortejaar getatoeëerde vlees van mijn collega waar ik in bijten wil

ja, alleen in dat vlees wil ik nog bijten als een toevallige consument in een rijstkoek

wie durft nog te spreken over wat ik vroeger deed?

ik, welopgevoede beer, die zich wast en scheert in de monniksnis van de wereld

ik had een verstelbare mond

goot je er zand in, dan gingen de poppen aan het dansen

ik kauwde geen stenen, enkel stukken glas die andere werelden vertoonden

maar slechts boeken gaven hen als glimpen aan ons vrij

dit jaar, als je mijn naam vind in de testamenten, dan is mijn fysieke aanwezigheid te licht

ik heb geen gaten in het boek gebrand

het boek brandde in mij

de beelden vielen in brokken op de kerkvloer

maar dat was eerder, toen de drie wonden ook in harde winters glinsterden

onvermijdelijk zichtbaar, op het verblindende af, schitterend

in de winternevel boven Golgotha







Reacties