Van een dorp op de knieën naar een stad aan de galg

 M., je fotografeert me, niet voor de 'Gram maar voor onze bewaring

Achter me ligt het strand van Spilliaert en Vermeille

Achter me is de zon een gloeiende slijpschijf

Oktober al maar elk herfstblad is geschroeid

Weet je, M., misschien is slechts mijn ijdelheid  werkelijk dorps

Met gerode nagels weer ik nog de puberhanden af

Getaakt mij terug het treinstel in te trekken

Hoeveel verraad moet ik in dit traditionele najaar nog eten

Voor ik kotsend elk plein kan kleuren tot een doelwit al te dankbaar?

In dit traditionele najaar, lees ik Vlamingen en Surinamers

Vermeille, Dobru, Walschap, Roemer, Pos, 

Steeds 'ijler worden de boeken die ik lees'

Wat ik wil zeggen, M., is dit:

In Zottegem is nu ook meester Luk dood

In de straat van de Hellekappele ondervroeg hij mij vaak

Naar mijn Latijnse naamvallen, zei gij zult nog meester worden

Vast liggen zijn bezwete colbertjes nu al te koop in de lokale kringloop

Klaar om mij genadeloos te verhippen

Schutkleur voor de eerstvolgende stad, lompen in die daarop, naaktheid in de finale waar ik oplicht als een cherubijn in een brandend labyrint

Wat ik wil zeggen is: natuurlijk moest ik mijn universiteiten verraden

Zoals de universiteit mij verraden heeft

Ik maakte mijn borst nat en mijn borst bevroor

Alleen jij, M., slapend op me, warmt haar nu nog op




Reacties