verloren maar nooit alleen


Zodanig verloren dat ik nooit alleen ben

In een buurtcinema die Molochiaans studenten verslindt

Zo spatten de kussen als vonken van het doek

En schroeien mijn baard, dat zwarte gezwel.


Winstoogmerken pareren mijn defensieve spreuken 

Een geluk: ook Jan de Lichte verblijft in deze fluwelen darm

Hij weet met modder en spuug een wal op te trekken

Waarop we gezapig verder de hel projecteren.


Popcorn spring als de vlooien van hand naar mond.

Het is 1748.

De regen gutst als grijze rijstpap naar benĂȘe.




Reacties