Sonja Prins - Daaronder ligt de vrucht
Een vriend vroeg mij, waarom ben jij
bij tijden scherp en hard als staal?
Het leven is vol licht en zonneschijn,
geniet zolang wij op de aarde zijn.-
Genieten komt, na de voltooide dronk
van wat wij zijn en moeten zijn, zei ik.
Je dwingt jezelf, geen ander die het doet,
Je bent een mol, die wegvlucht voor de spa.-
Ik dwing mezelf geen ander die het doet.
Waarom ook niet? De kruimels in mijn mond
smaken naar as en aarde is rondom.
Geen ander baant mijn weg als ik niet ga.
Kom opwaarts naar het licht, daar staat de zon,
hij zal ontdooien wat je in je borst begon.-
De tijd is krap, laat hem maar wachten,
er blijft niet over dan wat nodig is,
ook met bloedend hoofd en lege handen.
Wij zijn een leger dat niet overbodig is.
Je ziet niet verder dan de droesem van geweld,
wat is noodzakelijkheid? Een glazen vlies
dat scheurt zodra een mes de plooien steekt,
daaronder ligt de vrucht, de blote kern
van nieuwe nood. - Maar wat tot wasdom komt
wij zijn de vroedvrouw die het openbreekt
En jij, mijn vrind, een dichter of een kind,
Ben jij een leugenaar, die fantaseert?
Je bent gespierd, je woorden sterk,
maar wat ik zie: tronend op droge lauweren
Een nar onrijp en toch vroegoud
die honend toekijkt bij ons werk.
(uit: Brood en rozen (1953))
Reacties
Een reactie posten