in de bovenkooi (30/07/20)


De zon sleurt me aan de haren
langs elk huis dat ik bewoond heb
moeder, vader, ik voel me schuldig
omdat ik geen plezier heb

ik dacht ooit
dat poëzie de plaatselijke revolutie kon dienen
en dat de revolutie de wereld zou veranderen
omdat de enige manier
waarop ik de dingen zag veranderen
van buitenaf was
mijn geluk hing vast
aan een versleten rode ster
omfladderd door planeten, als de motten zo aswit
het aanbeeld van het afzicht wou ik zijn
de uitdijende kleerscheur
in de casual werking van het laatmoderne uniform
de vervolmaking van de tegenligger
het brood in de kooi


nu beslaat mijn rondom minder dan het ritme van maaltijden en doodskisten
en doodskisten en doodskisten en doodskisten

Reacties