Oude derivatieve poëtica die ik ergens een plaats wou geven


Poëzie als digital gedetermineerd denkterrorisme.


*

Elke schrijfstem een mank want menselijk algoritme.

In een (westerse) wereld waar creativiteit overal is, waar creativiteit is geanexeerd door managementtaal en de leugenachtige ideologisch helderheid van copywriters,  is de notie creativiteit doodgeboren. Creativiteit is een verkooptruc, een modewoord. Zoals Fisher stelt, is en was creativiteit nooit het bezit van het individu. Hoe dan handelen? Het antwoord van Kenneth Goldsmith: Uncreative writing. De wereld een geheel te annexeren tekstboek. Maar Goldsmith is me te immoreel want hij gaat voorbij aan de bepaaldheid van de verzamelaar of appropriator.

*

Creativiteit is dus  irrelevant, talent is irrelevant. Al mijn shit is gestolen als beginpunt dus. Wat is het verschil tussen stelen van mezelf en stelen van een ander als we overeenkomen dat het ego niet met het ik overeenkomt.

*

 Ik hou Mettes in herinnering: Poëzie is onderhevig aan drie processen: lezen, schrijven, leven, die in elkaar haken en elkaar bepalen. Er is altijd een ritme. Talent, originaliteit en creativiteit zijn enkel drogredenen om de idee van een Groot man te verbinden als dat van een Groot Werk. Voor schrijven vandaag is dit een verouderd model, dit is niet meer onze conditie. Het is een mythe herleidt tot een verkoopmodel.

*

Antwoord: excommunication, rather than appropriation zegt Bruce Andrews (niet het insluiten & overnemen mar het uitsluiten uit een massa andere, om een taalkundige term te gebruiken, signifiers).

*

The moment would be a bud
That never filled, only persevered
 in a static trance, before it came to be no more
(John Ashberry)

*

Si vous êtes pris dan le rêve de l'autres vous êtes foutu (Deleuze). De droom van de ander, de droom van het  kapitalisme, de rechts nachtmerrie has us by the balls. We're all fucked anyway, dus wanhoop is de preconditie.
Ik wil de poëzie kunnen verbinden met hoop maar mijn hoop loopt zich stuk op vormen van dood. Mijn individuele tijdspanne is te gering om op hoop te hopen. Toch hopen.


Wat door mij heen vloeit is niet inspiratie of genie maar tekst, werkuren, vrije tijd, verveling.

*

Vrijheid is bemerken in hoeverre men bepaald is en vrijheid is de voorwaarde voor bevrijding.

*

Er is geen weg terug.

*

schrijven vandaag vindt plaats in tekstverwerkers onder het dwingende ritme van een zwarte verticale streep, het ritme van internet-intersubjectiviteit.

*

Wat hoort een gedicht dan te zijn? Denkterrorisme.  Een exploderend ik. Horror vacui incarnated. Het ondenkbare denkbaar maken. Poëzie blijf in die zin utopisch, de schets van een seculier verlangen. Choke what chokes the future. Poëzie blijft een vijand van klassiek  kapitaal. Zij is politiek maar a-economisch. Nobody listens to poetry (Jack Spicer)

*

Avant-gardes have only one time; and the best thing that can happen to them is to have enlivened their time without outliving it. (Guy Debord)

*

 De noodzaak van poëzie: doorleven van het probleem. Wat is het probleem?
1) De onmogelijkheid van een gemeenschappelijk spreken bij gebrek aan een wij. Wat is dit wij zonder een gemeenschappelijke universele geschiedenis die geen geschiedenis is?
2) de conditie van falend laat-kapitaal en haar systemische onzichtbaar geweld dat door ons en de wereld heen vloeit. Poëzie als fundamentalistische zelfdestructieve utopie.
Dus: Choke what chokes the future. Elk gedicht als een aanslag, een eenmalige en zelfdestructieve index.  Uniek geweld.

*

Het stupide, onmogelijke, onzegbare alsnog in tekst binnenbrengen. Want wat we hebben is niks dan tekst. Mimemis en valselijke transcendentie interesseren me niet. Een dichter hoort een terrorist te zijn. Schrijven als machtsuitdrukking, medeplichtig aan kapitaal, aan een zieke intellectuele bureaucratische industrie die braken wil (ik ben een brok die aan de huig blijft hangen).  De tekst is en blijft performatief om de ander toe te laten, de tekst leest de lezer. Tussen het inademen en het uitademen va dit ik dat het woord neemt komen jullie binnen en breken open. Een positief benaderen van het allermogelijke door een gehaakt en gestaalkaart al te open ontvankelijk denken, intersubjectief en explosief in die mate. Dus:

nieuw geweld = nieuw vragen = een wereld aan antwoorden


Dus: In elk gedicht horen ellipsen, niet enkel als wereldbeeld maar als belichaming (of non-belichaming) van het afwezige, als kogels door te pagina te schieten. De ellipsen openen de ruimte voor de lezers. Het is aan hen zich de tekst als utopie in te werpen, in te werken en een oorlog aan lezingen (stemmen) te ontketenen. Het doel van elk tekst is een onmogelijk handelen, een onmogelijke revolutie.

*

Er valt iets hyperreeel te ontmantelen en ascetisme is zwaar overschat. Wat wordt aangeraakt wordt explosief.  Ascetisme is zwaar overschat en nee,stilte is niet het ultieme gedicht. Stilte is saai. Greatest freedom in the World: being wrong. Poets are wrong all the time.

*

Straks zal ik meer gedichten, meer onmogelijkheden, meer ruimtes bepaald door mijn ruimte, mijn tijd, mijn sekse, mijn schrijven, mijn economische staat, mijn taal. Ik performeer mijn weerstand. Het gedicht is geen overlevings- maar een aanvalsstrategie. Wat is mijn taak? De tekst als ontvankelijk en de taal als gewelddadig openbaren, daar een denken verraden. Dat denken is ons kader van het late kapitaal (dat de dwingende conditie). Poëzie als denkterrorisme.
Er is geen weg terug.


Reacties