3 gedichten
Joloffrijst met bonen
19: 25, regen miezert de koepel binnen
een eenzame grijns waakt over ons
de zoveelste dag in pandemie
op insta knabbelt een designerkat aan een designerhandtas
ik staar naar de vensterbank en ervaar honger in golven
hoe muf het ook moge zijn: het moet gezegd
'het weer heeft de omstandigheden ingehaald'
de valse lentedagen zijn de hersenkronkels ingedaald
daar is geen daar, niet langer. enkel een hier
hier te bed waar ik
mijn boeken
als aangevreten folios uiteen te lezen lig
vervolgens met mijn te korte tong alles overschrijf
op het warme lichaam van mijn liefste
het Gutenbergbrein moet verbrijzeld worden
zet het raam open voor het gaat slapen
en hoor de klokkentoren BIM BAM BOM
life is so time consuming
twee kleine cactussen flankeren een derde, kleinere
John Berryman legt Anna Karenina uit aan een Brit, on
repeat.
'dronken? genie? of gewoon hoe 'ie spreekt? -Beide'
praat met mij, herinner je elke tramrit
kinderen met korte kapsels, in losse felle kleren, die de
tram uit balans dansen
ondertussen lopen eerstejaarsstudenten verloren in het
virtuele gedoe
troost je: ook ik snap van Nederlandse grammatica / geen
jota
ook ik
vind Stefan Hertmans een gearriveerde sofist
schat, hoeveel Scoville is dit gezichtsmasker? en vooral:
kunnen we een youtuber uitdagen het op te eten?
beter onze medeplichtigheid toe te geven en een negativiteit
op te eisen
want hoe vroeg je ook opstaat, het wordt niet eerder licht
ik voel me verplicht het aprilse zonlicht te filteren op
aanwijzingen
dat iemand mij 'haar man' noemt geeft me een warm en
geborgen gevoel
shakespeare never did this
ik ben op een hoeksteen te pletter gevallen
na met een trekrugzak vol ratels, slangen en uilen
terug te keren naar een vertrouwd punt in mijn verdriet:
The heart's filthy lesion, de lege parkeerplaats, met
centraal: het zwarte monument
dat vergeten tussenwerk. haar aanbouw vergeten, haar bouwval
acuut
herinner hoe het orkest van de achtste dag bij afgang de
koperen lucht openbrak
met schelle noten als kogels. ja, jaren terug toen ik
dagenlang
in de klont van de
monumentschaduw insliep, kakelziek
bevlogen door natte
dromen starring: een spin, verstrikt in haar eigen web,
haar poten wit en gebald als een vuist, klaar om te sterven
en toch dankbaar aan te spreken, oh zo bescheiden is de spin
met haar ogen als juwelen, als een hagelschot, op haar
snoepkleurige kopje ingeslagen
'meesteres Spin', zei ik, 'wat te doen?' en meesteres Spin
zei: 'humane mensen beginnen geen revoluties.
Ze beginnen bibliotheken of kerkhoven.'
Dit is een droeve miniatuur. andere droeve miniaturen,
helder, bijna Perzisch, boden zich
met een beleefd knikje aan:
maar eenmaal wakker, wak en tandeloos
inspecteerde ik me & herkende mijn wreedheid
in het strikte monochroom van mijn omgeving.
ik vertrok ten slotte, ik wist dat ze tot zover vergeten
moesten blijven.
ergens onderweg viel ik zoals je al weet
in een moordkuil,
nee, in een vergeetput, nee,
op een hoeksteen te pletter.
Reacties
Een reactie posten