Carlos Drummond de Andrade — De bloem en de walging (Vertaling: August Willemsen)


Carlos Drummond de Andrade — De bloem en de walging

Gebonden aan mijn klasse en aan een paar kleren
ga ik in het wit door grijze straten.
Melancholie en goederen beloeren me.
Moet ik voortgaan tot kokhalzens toe?
Kan ik, zonder wapens, rebelleren?

Vuile ogen op de klokketoren:
Nee, de tijd is niet gekomen van volledige rechtvaardigheid.
De tijd is nog van droesem, slechte poëzie, hallucinaties en van wachten.
De tijd van armoe, de dichter van armoe
versmelten in eenzelfde impasse.

Vergeefs poog ik me te verklaren, de muren hebben geen oren.
Onder de huid der woorden liggen codes en geheimschrift.
Het zonlicht verlicht zieken en hernieuwt ze niet.
De dingen. Hoe treurig zijn de dingen, onnadrukkelijk beschouwd.

Deze weerzin uitbraken over de stad.
Veertig jaar en geen probleem
nog opgelost of zelfs gesteld.
Geen brief geschreven noch ontvangen.
Alle mensen gaan naar huis.
Ze zijn minder vrij maar hebben kranten
en spellen de wereld, wetend dat ze haar verliezen.

Aardse vergrijpen, hoe die vergeven?
Ik heb aan vele deelgehad, heb andere verborgen.
Sommige vond ik mooi, werden gepubliceerd.
Milde misdaden, die helpen leven.
Dagelijks foutenrantsoen, van thuis bezorgd.
De meedogenloze bakkers van het kwaad.
De meedogenloze slagers van het kwaad.

De brand in alles, inclusief mijzelf.
Het jongetje van 1918 noemden ze een anarchist.
Maar mijn haat is het beste in mij.
Daarmee red ik mij en geef ik
weinigen een minimale hoop.

Een bloem is ontloken op straat!
Omrijden, trams, bussen, staalrivier van het verkeer.
Een nog wat vale bloem
leidt de politie om de tuin, doorboort het asfalt.;
Volstrekte stilte alstublieft, bevries de zaken,
ik verzeker dat een bloem geboren is.

Haar kleur is niet te zien.
Haar blaadjes gaan niet open.
Haar naam  staat in geen enkel boek.
Ze is lelijk. Maar het is werkelijk een bloem.

Ik ga zitten op de grond van de hoofdstad des lands om vijf uur 's middags
en langzaam laat ik mijn hand gaan langs deze onzekere vorm.
Aan de kant van de bergen stapelen massieve wolken zich op.
Kleine witte stippen springen over zee, kippen in paniek.
Ze is lelijk. Maar het is een bloem. Ze heeft het asfalt doorbroken, de weerzin, de walging, de
haat.

Reacties